Citroën,
voor velen het synoniem voor franse ellende, voor anderen een merk met technische ontwikkelingen welke andere automerken op een achterstand wist te brengen.
Achter Citroën stond Andre Citroën.
Oorspronkelijk kwam de familie van André uit Nederland.
André's joodse overgrootvader Roelof handelde in groenten en fruit en bij de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 moest hij een achternaam kiezen. Hij vond de naam Limoenman zeer passend.
Roelofs zoon Barend was een eenvoudige juweliersknecht, wiens schoonvader de naam Limoenman maar niets vond.
Citroen leek hem beter.
Barends zoon Levie Citroen, een diamanthandelaar uit Amsterdam, verhuisde, met zijn joods-Poolse vrouw Masza Amelia Kleinman uit Warschau, in 1873 naar Parijs waar André in 1878 geboren werd als vijfde en laatste kind.
Na een mislukte speculatie met een diamantmijn in Zuid-Afrika pleegde Levie Citroen zelfmoord in 1884 door uit het raam te springen.
André's schoolmeester is degene die uiteindelijk het trema op de e in Citroen zette. Toen André naar het Lycée Condorcet ging, werd zijn achternaam gespeld als Citroën, voortaan met trema.
De jonge André werd door een lezing van Jules Verne en de bouw van Eiffeltoren geïnspireerd om ingenieur te worden.
Na het volgen van een technische opleiding ontwikkelde André Citroën zich tot een geniaal uitvinder en innovator met een neus voor verhandelbare producten.
Als handelsmerk koos hij de "double chevrons" (Frans voor dubbele pijlen), naar het voorbeeld van de kepervertandingen van de tandwielen waarvoor hij in 1900 het octrooi aanvroeg.
In 1906 werd hij als directeur van Automobiles Mors aangesteld. Hij wist het merk van de ondergang te redden door een grondige reorganisatie door te voeren. Later wist hij de productie te verdubbelen
In 1915 was Citroën als officier bij de Franse krijgsmacht tijdens de Eerste Wereldoorlog getuige van het gebrek aan mortiergranaten. Hij had als geen ander verstand van massaproductie en ging met een uitgewerkt plan voor een munitiefabriek naar de generale staf. Binnen 18 maanden zette Citroën een fabriek op die voor die tijd gigantische aantallen mortieren produceerde. (Op het moment van de wapenstilstand op 11 november 1918 meer dan 24 miljoen stuks.)`
Na de oorlog startte Citroën met zijn meest ambitieuze project: een autofabriek onder de eigen naam "Automobiles André Citroën SA", kortweg Citroën. In 1919 liep het eerste Type A van de lopende band tegen een voor die tijd revolutionair lage prijs. Via spectaculaire acties in de media wist Citroën de aandacht gedurende de jaren twintig vast te houden.
In 1933 nam hij de autoconstructeur André Lefèbvre in dienst. Diens successen zou Citroën echter niet meer meemaken.
In 1934 kwam Citroën door de crisis en zijn flamboyante levensstijl in financiële moeilijkheden. De banken weigerden hem een extra krediet en kort daarop ging hij failliet. Zijn hele vermogen zat in de ontwikkeling van de Traction Avant. De grootste schuldeisers van het bedrijf, de gebroeders Michelin (de bandenproducent), namen op verzoek van de banken de leiding over.
André Citroën overleed in 1935 op 57-jarige leeftijd aan maagkanker, hij heeft het succes van de Traction Avant dus nooit mee mogen maken....
Citroën wordt gezien als de Europese tegenhanger van Henry Ford, de vernieuwende Amerikaanse autofabrikant. Hij liet de wereld zaken na als:
· geruisloze versnellingsbakken,
· rupsbandaandrijving voor personenwagens,
· de zelfdragende carrosserie,
· het zwangerschapsverlof,
· de bedrijfsgezondheidsdienst en bedrijfshulpverlening,
· autoverhuur en -lease, autoverzekeringen,
· garantieperiode op nieuwe auto's,
· de voorlopers van de advertorials, het hypen van producten in de media en public relations,
· invoering van de lopende band in Europa
(met dank aan Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Andre_Citroen)